Dhammadipa neemt het dana principe (giften en donaties) als uitgangspunt voor haar inkomsten. De belangrijkste reden hiervoor is dat de leer van de Boeddha niet als marktwaar aangeboden kan worden om de vraag naar bezinning en spirituele behoeften te bevredigen. Het is tevens belangrijk de mogelijkheid te bieden om het geven van dana te kunnen beoefenen.
In het Pali heeft het woord “dana” verschillende betekenissen van geven, vrijgevigheid, donatie of ruimhartigheid. In de leer van de Boeddha speelt het begrip dana een belangrijke rol. In de 10 perfecties (parami’s) wordt dana parami als eerste eigenschap genoemd van een volmaakte persoonlijkheid. Het wordt gezien als de eerste stap in de innerlijke bevrijding van boosheid, begeerte en verblinding, en wordt zelfs eerder geplaatst dan moraliteit (sila) en wijsheid (pañña). Het is de eerste stap die leidt tot sila en beoefening (bhavana). Het ontwikkelen van dana als parami is daarom van belang voor de mediterenden.
Dana is tevens de uitdrukking van de waardering, band, en saamhorigheid tussen de gever en ontvanger. Het is een uitdrukking van reciprociteit tussen de mediterende en het centrum of de leraar. Het is de bijdrage van de mediterende die de sangha van beoefenaren ondersteunt.
Dana wordt onderverdeeld in materiële dana, diensten dana en dhamma dana. Materiële dana is het schenken van geld en goederen; diensten dana is het vrijwillig verrichten van werkzaamheden en het geven van goede wensen; dhamma dana tenslotte is het vrijwillig geven van kennis en onderricht van de Boeddha aan derden. Dana is direct verbonden met het verkrijgen van goede verdiensten (puñña) die nodig zijn om verlichting (nibbana) te bereiken.
Bij Dhammadipa betekent het dat wij het meditatieonderricht en de meditatiebegeleiding op basis van vrijwillige donatie doorgeven. De inkomsten uit kostenvergoedingen is minder dan 10% van de totale inkomsten.
De beste manier om dana te beoefenen is door dit in volle aandacht te doen, telkens bij het schenken van de dana even stil te staan en voornemens in het hart uit te spreken (adhitthana): “moge deze gift de voorwaarde voor realisatie van nibbana worden”. Hiermee wijst de mediterende alle verdiensten toe aan het doel van zijn oefeningen, dit ondersteunt de verdere beoefening. In de boeddhistische leer wordt gezegd “Sangham annutaram puññakhettam”, de Sangha is het onovertroffen veld van verdiensten. In andere woorden, de allergrootste verdiensten worden verkregen door aan de sangha (van monniken en ariyas) te geven.
De verdienste van een gever is verbonden aan de hoogte van de sila (moraliteit) van de ontvanger. Relatief kleinere verdiensten worden verkregen door het helpen van wezens die geen kennis hebben van moraliteit. Dana is dus een begrip dat direct de erkenning aangeeft van de gever dat de sila (leefregel in de zin van moraliteit) van de ontvanger bepalend is voor de eigen spirituele ontwikkeling van de gever. In onze Amsterdamse situatie betekent dit: Het is goed om te doneren aan mensen die je kunnen inspireren omdat zij zich aan het sila houden of het achtvoudige pad als levenspad volgen. Of degenen die de dhamma doorgeven. Je ondersteunt hen om daarvoor tijd te kunnen vrijmaken.
In de voetstappen van de eeuwenlange traditie van de Boeddha Dhamma, gaat Dhammadipa uit van de visie dat de leer van de Boeddha geen bezitter heeft en dus niet verkocht kan worden als koopwaar. De meditatie leraren en begeleiders hebben hun Dhamma gekregen als vrucht (vipaka) van eigen verdiensten (puñña) in het verleden, en zijn er nu aan toe om op hun beurt om de dhamma door te geven aan andere zoekenden. Bij het bereiken van het vermogen om de dhamma op de juiste wijze door te geven, is het van belang dat de “waarheid” zuiver en vanuit het hart wordt doorgeven zonder persoonlijke winst oogmerk. De dhammapada schrijft:
“Sabbha danam dhammang danam cinnati ”
Van alle giften is het geven van Dhamma (waarheid) het hoogst.